Toen ik toch met Celia de hort op was (zie vorige postje) doken we ook even een kroeg in voor een pot koffie. Het was druk! Celia zag toch een mogelijkheid tot zitten; ze bespeurde een bekende aan wiens tafel we misschien wel konden aanschuiven. En voor je het wist zaten we met ons vieren geanimeerd te zwatelen. In het Noors. Was wel enigszins raar. We waren een Nederlander, een Italiaan, een Nieuw-Zeelandse en een Peruaan. Wel mooi! Hebben we god overwonnen door lak te hebben aan spraakverwarring. Wat verbindt Kaaskoppen en Quechua-indianen? Een taal die maar door een paar miljoen lutefisk etende mafkezen gesproken wordt. Mooi hoor.
In de volgende kroeg (zwaar werk, dat klimschoenen kopen) liepen we Kasia tegen het lijf, de Poolse foram-AIO van de universiteit. Met vriend. Die bleek Duits. Hier was god toch machtiger, want zoals we op een rijtje zaten zat aan het ene uiteinde iemand die geen Duits sprak, en aan de andere kant iemand die geen Engels sprak. (Wel een beetje, maar mijn Duits was beter dan zijn Engels, en dat zegt wat.) En de communicatie moest dus door het midden waar beide talen het wel ongeveer deden. Het kwam op die manier wel goed, maar het blijkt maar weer dat god sterker is waar men geen Noors spreekt. En zich met talen moet behelpen die door tientallen tot honderden miljoenen gesproken worden...
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment