Verder leende de gîte, met zijn rustieke, of eigenlijk zelfs kitscherige, binnenplaats zich ook uitstekend voor een beetje op je doje akkertje een boek lezen. Het was er rustig, er waren bankjes en stoelen in de schaduw, er kwetterde hier en daar een vogeltje, het leek helemaal gemaakt om razende, doldraaiende zielen weer tot rust te laten komen.
Wat men zoal weglas gaf ook wel een beetje het nerdgehalte van de groep aan: Grass, Dostojevski, Goethe, Capote, Choderlos de Laclos (in het Frans!) en wat mij onbekende SF passeerde de revue. Ik kan overigens getuigen dat het een prima omgeving was voor Werther om de dood te vinden.
Er deed zich ook nog een hele mooie halo voor. Met "sun dogs"?
Verder had ik bij aankomst in Banyuls meteen van Marijn de groeten van Floor gekregen. Het 1e contact in maanden! Ik las er, al dan niet terecht (dat moet nog blijken) een uitnodiging in om het contact weer op te pakken met meerdere woorden tegelijk. Of, anders uitgedrukt, weer een brief te schrijven. Dat ging ook prima daar op de binnenplaats.
Naast deze intens knusse bezigheden was er natuurlijk nog wel wát werk aan de winkel. De truuk met voorraden bijvullen vanuit het depot, en de auto’s weer op de juiste plaatsen doen belanden moest weer vertoond worden. En zo geschiedde. Verder kweet ook iedereen zich van het met wat luttele shirtjes het badwater goor bruin kleuren. En omdat weinig mensen zin hadden in een voortzetting van de tocht op de wijze zoals het voorgaande was gegaan bogen Jeroen en Henco zich over de kaart, om een aangepaste route uit te stippelen.
Toen de enige in het dorp waargenomen kroeg dicht bleek, en ik in slaap viel boven mijn boek, ging ik maar een middagdutje doen. Dat werd een goeie, van 2,5 uur. Lekker! Daar zijn rustdagen voor.
Zo keutelde de dag richting avondmaal. Er gebeurde eigenlijk geen klap, maar daardoor juist was het een heerlijke dag. Een beetje lezen, een beetje slapen, een beetje bomen met de andere Beuners, wat een geweldige groep lui is; wat wil je nog meer na zo’n martelgang.
Het avondeten was wederom erg lekker. Ze wisten inmiddels, van de dag ervoor, dat we zulks op prijs stellen. Zo kwamen alle schalen met wat er bij de andere tafels overbleef onze kant op. En na de koffie, en nog een beetje nabomen, was het bedtijd.
Voorgerecht is geserveerd
Omdat we westwaarts liepen, en ten westen van het dorp een saaie vallei lag, was besloten die even per auto over te steken. Zo worstelden Jeroen, Maaike, Jitske, Roelof en ik, met bagage en al, ons als 1e lichting in de auto. Na enig gepuzzel werd het juiste dorpje gevonden. Jeroen reed terug voor lichting twee, Roelof ging op verkenning naar het begin van de route, en Jitske wipte nog even bij de bakker langs.
Net een beetje krap in de auto
Bij het weer verschijnen van de auto konden we. Even een béétje asfalt en grind. Konden we hebben na zo’n rustdag! Al snel werd het paadje knus en pastoraal. En aan de horizon begonnen serieuze bergen te verschijnen. En enige tijd daarna: een groot lelijk gebouw. Het was een hotel-restaurant, en Roelofs drang naar luxe deed ons er lunchen. Na de lunch was drukte niet meer te vermijden, en liepen we links en rechts gezinnetjes ontwijkend door. We waren door wat passerende Spanjaarden al gewaarschuwd dat het druk zou zijn...
1e pauze: Nienke hangt haar voeten in de beek terwijl Maaike een plant fotografeert
Het pad voerde langs een bijkans Fins aandoende hoeveelheid meertjes. En het was niet al te warm. Langzaamaan werd de drukte ook minder, tot we op het oog het landschap weer voor onszelf hadden. We waren op weg naar het meertje dat het hoogst op de hellingen naar de Carlit lag. Een eindje ervoor raakten we Marijn weer eens kwijt, maar dat meertje konden we toch allemaal niet missen, dus dat loste zich wel weer op. We deden, voldaan over een mooie loopdag, onze rugzakken af. En voor je “guichelheil” had kunnen zeggen lag Nienke al in het water. Een goed idee! Op Marijn en Maaike na waagden we ons er allemaal in. Sommigen enthousiaster dan anderen... ik zwom al toen Roelof nog tot aan zijn knieën in het water stond, bijkans omdonderend van het lachen omdat hij het eigenlijk zo’n in- en inslecht idee vond.
Met meertje waaraan we zouden kamperen
Het was vroeg geweest die ochtend...
Na het zwemmen deden we nog even niets. Beetje brood eten, siësta houden, boek lezen, dat werk. Maar op een gegeven moment stelde Maaike voor om es een tent- en kookplaats te gaan inrichten. Marijn was in zijn eentje gaan scouten, maar wilde nu niet mee, dus we zochten zelf wat uit. Iets anders, natuurlijk. Marijn ging nog even zijn “le Penseur” silhouet tegen de avondhemel laten afsteken, en Henco smeedde snode plannen voor de volgende dag. Die zou beginnen met de vrijwillige en rugzakloze beklimming van de Carlit. Henco niet gezien, maar die spotte een plak sneeuw in de nabijheid, waarvan hij besloot dat het zijn bezoek waard was. En zo na al dergelijke bedrijvigheid neigde het naar bedtijd.
De wekker ging vroeg, want ik was natuurlijk een van de Carlit-gangers. En we moesten ná de Carlit nog een flink eind, dus vroeg beginnen was wel een idee. In het halfdonker ontbeten we, en stopten wat warme kleren, wat EHBO-zut en wat dies meer zij in Jeroens rugzak. En precies toen het licht genoeg was om te gaan lopen richtten wij (Jeroen, Nienke, Roelof, Jitske en ik) onze schreden omhoog. Al snel inspireerde de zonsopgang ons tot in vervoering omkijken. Een groep gemzen vluchtte nog in het rode ochtendlicht voor ons weg.
Vroeg op weg!
Na enige tijd moesten we concluderen dat we toch niet bij het hoogste meertje hadden gestaan. Er kwam er nog een! Maar zonder geschikte kampeerplekjes eraan. Wel heel mooi.
Na het meertje werd het behoorlijk klauteren van tijd tot tijd. Leuk! Zonder problemen bereikten we de top. Prachtig uitzicht. Daar doe je het nou voor. Ik wel, tenminste. Rafelige grijze rots! Peilloze onvergevende afgronden!
Na even rondgekeuteld te hebben moesten we de 1e mede-klimmer verwelkomen. En toen nog een. Toen we weer naar beneden gingen viel het wel op dat de Carlit ook een toeristenberg is. Het was druk met omhooglopers. We waren blij dat we heel vroeg begonnen waren...
Dat 1e meertje, met ietwat fallische vorm, was het meertje bij de kampeerplek
Grijze rots! Niets dan grijze rots!
Na iets van 3 uur stonden we weer op ons veldje, waar de achterblijvers een lekker ontspannen ochtend hadden genoten. Na een 2e ontbijt gingen we (weer) op weg. We zouden, omdat we niet de gebruikelijke route de berg over hadden gekozen, een stuk zonder pad doen. Het bleek een hele mooie route te zijn, en prima te doen. Beneden in het dal kwamen we wel weer de route tegen. Die we spontaan verlieten om door de vallei door het gras te lopen. Ik gok dat het een lieve geste van Marijn was, die het gebaande-paden-gehalte naar beneden probeerde te halen. Helaas is gras weer niet goed voor Nienkes pees, maar toch ging ze ermee akkoord. En kreeg daar spijt van.
Weer samen op weg. Heel pastoraal.
We kregen wel oefening in beekoversteken. En de beek sierde ook onze lunchplek op. Roelof deelde chorizo uit, ook buiten zijn kookgroep, Jeroen en Nienke trokken een zelfgemaakte kruidkoek uit een tas, en er was nog soep... een bacchanaal. Na het eten deed ik nog een dutje met mijn voeten in de beek. Lekker! Ik was toch wel moe van het vroege opstaan en de Carlit.
Zo nodig helpe men elkaar de beek over
Na de lunch tieften we nog een pas over, een ander betoverend dal in. En er meteen doorheen, nog een pas op. Die met zijn rode gesteente bijna Mars-credibility had. Op de pas beland zagen we dat de vólgende pas die we op moesten (we waren er nog niet!) overliep van de wolken. Zo liepen we aan het eind van de dag, na louter zonneschijn, ineens een heuse mistbank in. Dat was ook wel weer sfeervol.
Grazig dal, met Mars-rode pas erboven. En sneeuw!
De wolk kwam decoratief over de pas klotsen
De mist was niet zo dicht dat je niet kon zien dat het er wel erg mooi was. We kwamen op de pas aan, en vervolgden over grimmige blokkenvelden (Henco blij!) onze weg. Jasper was minder blij; die zat een beetje door zijn voeten en knieën heen, en hoopte bij iedere steen dat hij tot kampeerplek uitgeroepen zou worden. Henco vond nog een sneeuwveldje waar hij heel vergenoegd op ging liggen. En na wat finaal klauterwerk kwamen we op een vlak stuk uit.
Ongekend: de jassen gingen aan, nog tijdens de dag!
Puin doet het goed in de mist
Blije Fries!
Na even met mijn benen omhoog gelegen te hebben was het tijd om de tent op te zetten. In de mist is in een tent slapen toch wel een goed idee. En zowaar, na een flinke loopdag had ik nog genoeg voet over om zonder ellende die tent ook echt op te gaan zetten. Geweldig! En het was ook een hele mooie route geweest.
Daarna was het tijd voor wassen in de lekker kouwe beek, en een laatste zelfgekookte avondmaal, met whisky.
De volgende ochtend strekte de kampeerplek zich in al zijn weelde uit in het ochtendgloren. Inderdaad ook mooi als je hem wel kan zien! En het pad bleef mooi. Een beetje melancholisch werd je er wel van: het was de laatste loopdag... hiervandaan zou het alleen nog maar, in snel tempo, lager, warmer en beschaafder worden. En dan was het afgelopen.
Als bonus kwamen we nog een laatste meertje tegen. Voor je “guich...” had kunnen zeggen lag Nienke er al in. En deze keer kwam ze er ook snel weer uit. Deze was écht koud!
En na die pauze restte ons nog een laatste helling omlaag. De 1e schatting was dat we met de lunch wel beneden zouden zijn, maar dat was niet zo. Om een uur streken Henco en ik neer in de schaduw, met nog 5 man kort achter ons aan. Jasper had gesproken van pijn, en werd daar blijkbaar door vertraagd, en Marijn was bij hem gebleven. Toen ze er om half twee nóg niet waren gingen we toch maar even kijken. Paniek zou er niet zijn, dan hadden ze ons wel geprobeerd te bellen, maar dan nog. Maar al snel zagen we Jaspers zonneklep boven de horizon uit hobbelen. Om kwart voor twee waren we allemaal weer verzameld.
Omdat we nog een auto moesten halen, en de tijd doortikte, besloten we te splitsen. Jeroen en Nienke gingen vast vooruit, naar een auto, en ik liftte mee zodat ik nog wat asfalt kon afsteken, en Roelof kwam mee om me gezelschap te houden.
We liepen lekker door, en kwamen nog langs wat zwavelbronnen, waar we van gehoord hadden. En langs het Romaanse kerkje dat een handelsmerk van het dorp bleek te zijn. En zo kwamen we bij de auto uit, waarmee we naar de camping, het eindpunt, reden. Na incheck liepen we met de rugzakken naar het ons toegewezen veldje. Alwaar ik ter plekke in een kuil stapte en mijn knie de verkeerde kant op klapte... ik had 200 km Pyreneneeën overleefd zonder schade. En nu, in de laatste tien meter, wezen de goden me er nog even op dat dat niet betekende dat ik dat als vanzelfsprekend kon aannemen... gelukkig ging mijn knie nauwelijks verder dan hij kan, en viel de pijn mee, en de schade al helemaal, maar toch was het even schrikken.
Jeroen en Nienke gingen er meteen weer vandoor, auto halen. Roelof en ik gingen vast douchen. En smachten naar bier. Het campingwinkeltje was nog dicht... en het was nog steeds dicht toen de andere lopers aankwamen. Die al via de dorpskroeg waren gekomen, en al wél bier op hadden! Maar al snel had de camping genade en konden wij ook een koel blikje koesteren.
Toen iedereen gedoucht was, en aanwezig, en alle tenten op waren gezet gingen we er vandoor. Het hele Merens-le-Val bleek geen restaurant te hebben, dus per auto moesten we naar Ax-les-Thermes. Daar kozen we een lekker fout tapasrestaurant uit en zetten ons neder voor een laatste avondmaal. De volgende ochtend wilden de chauffeurs vroeg vertrekken. Henco en Maaike waren nog wat dwalende, want die hadden een trein geboekt waarvan de vraag maar was of ze die hiervandaan wel konden halen. Marijn wist raad: die belde gewoon wat lui in Nederland met internet, die dat voor ze uit konden zoeken. Of beter, hij begon bij Floor, die helemala geen internet heeft. Het was een soort van schok om, nauwelijks van zijn groeten bijgekomen, ineens naast Jitske te zitten die hem aan de lijn had. Maar dat duurde dus niet lang. Verik bellen bleek nuttiger: die trein, die konden ze halen, als ze om acht uur uit Merens vertrokken.
Zo aten wij onze tapas, met Brugs witbier erbij zowaar. En veel te snel was het bedtijd en moesten we terug. Laatste nacht onder de blote hemel, voorlopig.
Wederom was het ’s ochtends vroeg. We pakten onze zut in. En toen was het moment van afscheid aangebroken. Dikke knuffels! Ik zie die lui niet heel snel terug.
Jeroen, Nienke en Jitske zetten me nog even met rugzak en al bij het station af. Dat scheelde alweer asfalt...
Keurig op tijd verscheen de trein. In Toulouse had ik ruim de tijd, omdat ik ook de trein van tien uur had kunnen pakken. Henco en Maaike moesten over Narbonne, en we namen afscheid, hopende elkaar in Parijs weer te zien.
Zo had ik nog even tijd voor koffie en briefschrijverij. En voor Nick Cave. Marijn had het door deze blijo geschreven boek meegekregen van Floor, in wiens huis ik het had laten liggen. Het ging snel uit. En daarna mocht Capote weer, in het Noors. Om het niet te verleren in al die weken.
Zonder problemen reed ik daarna naar Montpellier. En daarvandaan zenuwachtig naar Parijs, waar ik een hele krappe overstap had. Ik zat vanaf Montpellier naast een Fransoos die wel bereid was me daarbij te helpen. Ik vertrouwde het niet helemaal: heel zeker leek hij het zelf ook niet te weten. En inderdaad, het bleek een verwarring stichtende provinciaal, die meer uit was op het imponeren van Nederlandse tjikkies dan dat hij echt wist waar die metro precies ging. Maar een metrokaartje wist hij wel te bemachtigen, en dat was alvast iets. Toen ik op eigen houtje het goeie perron had gevonden vroeg hij dingen nog even na bij een andere wachtende op het perron. Die bleek wél dingen te weten, en prachtig Engels te spreken, dus ik was blij dat ik aan zijn goede zorgen overgeleverd raakte. Met behulp van zijn aanwijzingen spurtte ik naar de Thalys en haalde hem. Zo was de stress voorbij...
Het bleek dat mijn enige kans om Henco en Maaike terug te zien op Rotterdam was. Maar ik kwam een half uur eerder aan dan zij, en reed zo om half twaalf ’s avonds, zonder medebeuners, Amersfoort binnen. Waar Lien me weer op stond te wachten.
Ik deed nog tot laat mijn verhaal... geen idee hoe laat, maar laat was het. Waarna ik door mijn bloedeigen moeder in bed gestopt werd. En insliep, gadegeslagen door het rare beest dat altijd het logeerbed in tuurt.
Ik kon lekker uitslapen. De volgende dag vloog ik pas om half vijf, dus ik had nog tijd voor wat met Lien door Amersfoort struikelen, kaas kopen, koffie drinken, dat soort dingen. En toen was ook hier het moment van afscheid aangebroken. Helaas weer met tegenslag: de trein naar Schiphol ging niet. En die naar A’dam CS ging laat. Maar ik kreeg nog een kus en daar ging ik.
In Amsterdam reed de trein naar Schiphol voor mijn neus weg, en de neus van nog een duidelijke Schipholganger. Daar kon ik mijn frustraties op kwijt... weer een gezellige medereiziger.
Hij wenste me succes met het halen van mijn vliegtuig. Dat lukte nog net. Mijn bagage haalde het net niet.
Ik landde in Tromsø in mijn T-shirt en korte broek. Gelukkig haalde Tana me op. Anders was het nog koud geworden. En na een kop thee keerde zij terug naar haar doctoraalscriptie. En was ik in mijn natuurlijk habitat: thuis, alleen. Ik kroop tevreden in bed.
*snif* Toch nog een happy end.
ReplyDeleteZo hoort het!
ReplyDeleteIk kan haast niet wachten op deel 4....
ReplyDeleteDeze vakantie naar Bali geweest. Dat is 11.5 uur vliegen (naar Singapore). Vervelend zeg. Gelukkig hebben vliegtuigen vandaag de dag persoonlijke entertainment units. Kung-Fu Panda gezien, erg grappig.
ReplyDeleteIn een superdeluuks 5-sterren hotel verbleven. Potverdorie, ik ben geloof ik het eerste bed tegengekomen waar ik lekkerder in slaap dan thuis.
Bali is ontzettend mooi, vooral de rijstvelden en de tempels (ben trouwens verkouden geworden van de airco in de tourbus. Goh, wat was dat onaangenaam). Bali heeft zo'n 3 miljoen inwoners (die overigens gezamenlijk het vriendelijkste volk ter wereld vormen. Iedereen lacht naar je, en ze proberen ook echt kennis met je te maken), en elk daarvan bezit een scooter. Voor de luchtkwaliteit hoef je niet naar Bali te komen...
Een complete rijsttafel heb je voor net iets meer dan 5 euro. En dat is dan nog de toeristen-prijs ook. In Kuta zit om de 5 meter een health-spa of massage-salon. Daar hebben we gedurende die 2 weken dan ook maar 3x gebruik van gemaakt. Die Balinese vrouwtjes zijn ye hoog (wijst nu een plek tussen navel en tepels aan), maar na een behandeling van 3.5 uur eindigde de mijne met een voetmassage van een half uur waarbij ik even bang was dat ze middenvoetsbeentjes zou verbrijzelen.
Het strand is een verhaal apart. We zijn terecht gekomen bij een groepje Sumatraanse surf-leraren, waar we de grootste lol mee hebben gehad. Lekker biertjes (frisjes in mijn geval) drinken bij de zonsondergang.
Jammer genoeg kon ik geen surf-les van ze krijgen wegens buisje in mijn oor. Hebben we nog iets sportiefs gedaan dan? Oh ja, we hebben de ocean-walk gedaan. Met een grote duikers-helm op, op zo'n 5 tot 7 meter diepte, over de oceaan-bodem lopen. Mijn oor bleef droog, en zelf mijn bril kon op blijven.
Na deze vakantie verklaar ik eenieder die beweert dat vakantie-vieren ook op een andere manier mogelijk is voor gek. Kijk voor de grap ook even op:
http://www.dilbert.com/blog/entry/trip_report/
Ik ga vast sparen!...
Groeten, Lourens
Deel vier! Dat wordt op zijn vroegst volgend jaar...
ReplyDeleteEn, Lourens: liever jij dan ik!
Rare manier van vakantie vieren moet ik zeggen zo'n oefening in zelfkastijding...
ReplyDeleteWel een geslaagde oefening geloof ik qua zelfkastijding.
Uiteindelijk ook een geslaagde vakantie meen ik te moeten geloven. Het is j(ulli)e gegund natuurlijk.
En het leest in ook nog lekker weg. Applaus daarvoor.
Jeroen
Een uitputtingsslag verbroedert wel, op een bepaalde manier... en de mensen waren voor mij toch het voornaamste doel. Hoewel er ook weinig mis is met verbroederen door bij aangename temperaturen op een mooie locatie lekker bier te drinken, of iets van dien aard! Misschien dat volgend jaar.
ReplyDelete