Dit is de suikertaart-architectuur waar ik niet van houd
Zondag was ik zonder veel gedoe naar Oslo gevlogen, en door naar Denenmarken, onderwijl mijn praatje nog wat bijschavend. In Denemarken belandde ik, geheel tegen verwachting, nog in een sfeervol oud dorpshotelletje, misleidenderwijs “Copenhagen Airport Hotel” genaamd. Toen ik daar ’s ochtends onder de douche vandaan kwam had ik een SMS. Arto was vader geworden! Vroeg, maar goed.
Vanuit Denemarken ging de reis even soepel weer verder, naar Wenen. Ik besloot maar meteen naar het concrescentrum te gaan. Daar schreef ik me even soepel in, en toog naar de zaal waar de sessie alweer bijna zou beginnen waar ik deel van uitmaakte. Nalan stond me al op te wachten om meteen mijn praatje te uploaden. De zaal liep langzaam vol met allerlei foram-goden, de meeste vooralsnog alleen bekend van naam, maar een enkele al es ontmoet in Tromsø. En als zo’n sessie eenmaal losbarst dan kom je er ook niet meer uit, dus voor ik het wist was het kwart over vier en mocht ik. Vanzelfsprekend praatte ik te snel, maar verder ging het wel goed, en ik kreeg ook zinnige commentaren. Goed dat! Na afloop kreeg ik ook nog wat veren in mijn reet van deze en gene, en was het tijd voor de postersessie.
En, tussen de bedrijven door, gebeurde dat waar congressen ook voor zijn: bekenden terugzien! Geweldig! Er waren meer afgevaardigden van Amsterdam dan ik dacht. En er loopt vanalles rond uit Utrecht, en wat lui uit Cambridge. Een feest om die terug te zien!
Bij de posters was niet heel veel wat ik wou zien, en ik was blij toen het 7 uur was, en de sessie officieel voorbij. Met Nalan, Morten, twee Deense Foramheldinnen en een bijgeleverde lacustriene Deen doken we de stad in. Een van de dames, Hanne, wist een goed Italiaans restaurant. Toen ik was gaan zitten en om me heen keek besefte ik dat ik tussen alle Denen beland was... een uitdaging voor mijn Noors. Maar helemaal voor mij deden ze, heel atypisch, aan articulatie, dus tot mijn trots en verbazing ging het prima. En halverwege de avond schakelden ze, om het voor mij niet te uitputtend te maken, over naar Engels. Het eten was geweldig, het weizenbier ook, en het gezelschap uitstekend, dus het was een mooie afsluiting van een 1e dag congres.
Met al mijn bagage op mijn rug zeulde ik vervolgens Wenen door, op weg naar het hotel. 5 minuten voor uiterste inchecktijd stond ik voor de deur. Het hotel blijkt heel onpraktisch in elkaar te zitten, maar wel heel sympathiek te zijn. Mooi oud pand. Wat wel jammer is is dat ze er niet aan waterkokers in de kamer doen, dus mijn standaard pot thee ’s avonds zit er niet in. En wat de douchcabine in de slaapkamer doet begrijp ik niet helemaal maar wat geeft het. Het bed is comfortabel.
Het uitzicht vanaf de voordeur van het hotel
De tweede congresdag bood iets wat ik oneerbiedig kan aanduiden als meer van hetzelfde. Praatjes, zowel tegenvallende als fascinerende, en tegen het lijf gelopen mensen. ’s Avonds dook ik met een kliek Amsterdammers en een Australische een ouderwets Weens eethuis in. Geweldige kitsch! Daarna zetten we de avond voort in een Australische kroeg. Dat eindigde op een gegeven moment met alle Amsterdammers weg, en alleen de Australische, een Utrechtse Bremenaar en ik, en weizenbier, tot we eruit gemikt werden. Een typische melige congres-kroegavond. Goed dat!
Het congres is inmiddels halverwege. Later meer! Nu eerst een moessonsessie. Ik word inmiddels betaald voor arctisch klimaat, maar ik kan het niet laten...
Een lacustriene Deen?
ReplyDeleteMuhahahaha!
Weer wat geleerd...
M