De goden hielden het spannend! Op de aankomssttijd van Floors vliegtuig wilde het woord ”landed” maar niet op de monitoren verschijnen. En buiten tekende zich ook niks tegen de hemel af. Rusteloos heen en weer lopen van monitor naar buiten hielp niet. Toch dook er bij de ”arrivals”-deur ineens een bekende en naar verlangde gestalte op. Feest!
Het toeval wilde dat later op de dag bijna alle Tromsøse mariene microbiologen (en wat dies meer zij) zich in de kroeg verzamelden, wat een goeie gelegenheid was om te laten zien met wat voor mafkezen ik mijn tijd zoal doorbreng. Daarbij was het ook erg geschikt weer voor in een donkere kroeg zitten.
Dergelijk petweer was het de dag erna ook, dus zijn we begonnen het Tromsøs oeuvre van musea erdoorheen te jagen. Het universiteitsmuseum is maar een curieuze aaneenrijging van geen aantoonbaar verband met elkaar hebbende tentoonstellingen. Maar best grappig.
Volgende uithuizige agendapunt, toen het weer van pet naar pet-esque was gegaan, was natuurlijk de omgeving van Tromsø. We zijn rustig begonnen met Fløya, waar een wandelingetje uitmuntend afgesloten kan worden met een biertje in Fjellheisen en dan de kabelbaan naar beneden. Maar warmgedraaid kon er, met een acceptabele weersverwachting, ook door het niemandsland van Tomasjordfjellet geklost worden. Door prachtige herfstkleuren, voor zover dit plateau aan kleur doet (”het is zomer!” zou Floor zeggen). Waar het dat niet doet zie je wel contrasten- het gesteente is vrij donker, met kwartsaders erin, die zo groot zijn dat je ze op tegenoverliggende berg kan zien zitten, en ze uitverweren als grindpaden…
Vanaf de grijze meuk kijk je ook op de volgende berg naar het Noorden, die een hele andere lithologie heeft, en er dus meer uit ziet als (nu wijnrood) fluweel dan als grijze meuk. Mooi contrast.
Floor blijkt niet zo’n liefhebber te zijn van modderige hellingen naar boven, maar blokkenvelden doet hij als een dolle bulgaar (en komt ermee weg!) en dan ziet hij er vanuit mijn perspectief al snell zo uit:
Aan de andere kant weer in het begroeide gedeelte beland liepen we ook nietsvermoedend tegen een kudde rendieren aan. Nog steeds niet imposant op een foto gemaakt met mijn mutsige cameraatje, maar ga er maar vanuit dat het best goochem was, in het echt. Kunnen we afvinken op het toeristenlijstje.
En ik kan een herfstkleurenfoto even niet weerstaan.
Dinsdag was het weer weer zo mistroostig als het maar kan zijn. Gelukkig zijn er meer musea! Zoals het perspektivetmuseum, met gave fototentoonstellingen, voornamelijk over miserabele vissers vanuit allerlei invalshoeken, maar ook over ene lokale schrijfster of de historie van de stad. Zowaar een om terug te komen. Toen we toch bezig waren deden we het Nordnorsk kunstmuseum er maar meteen achteraan. Daar wist niets ons heftig te fascineren. Helaas wist de lunch me wel te fascineren met ongewenste gevolgen. Met een broodje brie en chorizo als zondebok ben ik de rest van de dag maar sipjes op de bank blijven liggen.
’s Ochtends bleek dat dergelijks Floor wel inspireerde tot het zingen van een liedje voor me. Dat werd het weer bijna waard. Nog wat gaar kachelde ik wat later naar het instituut, want ik moest nog dingen met Dorthe, en dit was haar laatste week hier voor ze een heleboel horten op vertrok. We hebben mooi nog even de coordinaten van mijn monsters weten los te peuteren bij het instituut voor zeeonderzoek! (Das wéér wat anders dan NP en de uni- het is maar raar dat Tromsø groot genoeg geacht wordt voor zoveel mariene wetenschap. Maar wel mooi.)
Met zowel mij als het weer weer in puike staat moest daarna Kvaløya eraan geloven. Met herfstbomen en uitzichten waarin je de bergtoppen al wit ziet wegtrekken.
’s Avonds waren we op de thee genodigd bij Knut en Martha. Schatten zijn het. Toen we rond bedtijd weer naar beneden gingen deden we dat ook met medeneming van de autosleutels. Mochten we lenen, naar eigen inzicht. Zo zijn ze!
En met die autosleutels was ik aanvankelijk van plan de Store Blåmann op te kachelen, maar zag daar maar weer vanaf want die is nogal serieus, en dat moet je dan alleen doen als je helemala top en fris bent, en dat waren we niet. We veranderden het plan naar een nabijgelegen berg die iets milder leek. Helaas bleek die bij nadere beschouwing toch ook niet geschikt voor een gezelschap bestaande uit een miepje met slechte knieën en een vent die op zijn 14e voor het laatst een berg van dichtbij had gezien. Onderstaande foto geeft een beetje het klautergehalte aan.
We zijn wijselijkerwijs maar teruggegaan. En ook met maar een klein stukje klimmen was het uitzicht al mooi.
Wat ook mooi was was een auto die we aantroffen op weg naar een mooi lunchplekje.
Na de lunch vonden we een geschikter habitat: een lief dalletje tussen boze bergen. Zelfs die hebben we niet tot het eind toe uitgelopen: allerlei biochemische signalen lokten ons naar de kroeg voor Noorse cuisine met bijbehorende brouwsels.
De zaterdag ging op aan geteut in de stad (incrowd spelen op de wetenschapsmarkt, het schip van de universiteit bekijken, inclusief de zeer imposante rode koningskrabben die ze aan boord hadden), gifslierten kopen voor de mannen thuis, de lysløype afkachelen, dat soort dingen. En dan ’s avonds laatste diner in Arctandria, zo’n beetje HET zeezutrestaurant hier.
En daarmee was het alweer bijna zondag, en stond ik dus alweer bijna Floor een laatste kus te geven op het vliegveld. Het was een mooie lange week geweest. En deze keer viel het afscheid me gelukkig niet zo zwaar. Het zal wel schelen of ik hem uitgeleide doe of hij mij, maar wat waarschijnlijk veel meer boeit is dat ik nu een pristijne herfst voor mijn neus heb, met weinig dingen, en ik dus in theorie net zo vaak in Nederland langs kan komen als ik wil. In de praktijk komt het hoogstwaarschijnlijk neer op half November. Maar dat is veel en veel minder ver weg dan de 2,5 maand die er de volgende keer tussen zit. Als het goed is is het ergste nu achter de rug!
No comments:
Post a Comment