12 August 2008

Beunhaas doet de Pyreneeën - deel 2

De hete dag brak aan in Amélie. Laat in de ochtend togen we de stad in, ontbijten. We deden koffie op een terrasje, en gingen daarna op zoek naar een schaduwrijk plekje om bij de bakker gekocht brood op te eten. Tijdens onze zoektocht stuitten we op een fruitstalletje, ter grootte van een bescheiden fruitmarkt, gerund door een marktkoopman met mooie bakkebaarden, die ons verbluft zakken en zakken vol fruit zag kopen. Hadden we al dagen niet gehad! En ze zijn er in Zuid-Frankrijk zo goed in.


Nabij de thermen vonden we een bankje onder een boom, en vielen aan. Toen de stofwolk opgetrokken was resteerden slechts lege zakken en tevreden gezichten. We gingen nog even terug voor meer...

Na dergelijks frivools wachtte ook de serieuzere taak van het herpakken van bagage en voedseldepots. Er moest weer een auto naar het volgende rustpunt, waar we weer nieuwe voorraden zouden kunnen inladen. Zo gingen de chauffeurs op weg naar Eyne, gingen Jeroen en Nienke op weg naar het riviertje voor een verkoelend bad, bleef Marijn op de camping wat op kaarten staren, en vertrok de rest richting terrasje. Het was daar nog steeds afschuwelijk heet. We schreven kaarten naar het een en ander aan thuisfronten, en besproken de afgelopen paar loopdagen. En dronken bier, limo en rosé. Ik was nog steeds redelijk in mineur vanwege het contrast tussen paradijs Tromsø en vagevuur Frankrijk. Waarom had ik in vredesnaam een half maandloon neergeteld om op oncomfortabele wijze twee dagen lang te reizen om uit te komen in een oord waar de hitte onontkoombaar en deprimerend was, waar het landschap lelijk was, en waar mensen die ik liefheb en bewonder me aanzetten tot hele dagen over wegen lopen, wat leidt tot afschuwelijke, eenvoudig te voorkomen pijn? Waarvan ik vond dat ik mijn portie echt al wel gehad had?

Na een tijdje dook Marijn op. Die schonk me een glas wijn in, tot de rand, en vertelde me dat zijn getuur op de kaart hem het inzicht had verschaft dat de komende loopdag geen enkel waterpunt kende (behalve het eindpunt), en kilometers lang over grindwegen voerde. Groot glas wijn of niet, het huilen stond me nader dan het lachen. De vorige set loopdagen zat nog in mijn voeten (bij deze temperaturen, en al helemaal in een dorp waar je op een camping staat die toch nog iets van 20 minuten lopen, over asfalt, van de dichtstbijzijnde uitspanning ligt, trekt de pijn je voeten niet uit), en ik had er ook geen fiducie in dat ná die vreselijke loopdag er dan mildere zouden volgen. Ik voorzag eindeloze pijn en besloot dat ik me zo ver niet zou laten voeren.

Besloten werd dat er met de kaart erbij een plan bedacht zou worden om me wat asfalt en grind af te laten steken met behulp van een taxi. Op die manier durfde ik het nog wel aan. Terwijl de discussie nog gaande was doken ook Jeroen en Nienke op. En later Roelof en Jasper, de chauffeurs. Eenmaal compleet gingen we naar een restaurant. Vanzelfsprekend zag dat eruit alsof het weer laat zou worden, maar deze keer legde ik me erbij neer omdat ik wist dat ik de dag erna, uit een taxi geklauterd zijnde, nog wat zou kunnen bijslapen voor de rest zou arriveren. En het eten was lekker. Bovendien gaf Roelof me na afloop een lift terug naar de camping.

Tijdens de lunch was vrijwel iedereen uitgeteld, maar net niet te uitgeteld voor een boek.


We zouden om vijf uur opstaan om te lopen voor het heet zou zijn. Om zeven uur stapte ik in een taxi die me zo ver de weg op zou brengen als zijn lage, geavanceerde mercedes kon komen. Ik lag net lekker in de berm toen mijn foon ging. Nienke kwam achter me aan... de pees speelde toch op. Samen wachtten we de rest af. En togen op weg. Die dag voerde ons langs mooie ruïnes, en leidde ons een mijngebied in. Een verse anthropogene puinwaaier gaf aan dat er zo niet nog steeds, dan toch zeker tot recent nog actief aan mijnbouw gedaan werd. Niet ver voorbij dit herkenningspunt vonden we een open berghut, met vlakbij een veldje met allerlei mijngerelateerde ruïnes. Een zo’n 20 voorbij de ingang dichtgemaakte schacht, en wat gbouwtjes die duidelijk alleen nog als stal gebruikt werden. En een pijp met stromend water! Lees: douche. Zo zetten we na een biertje de tenten op. En na het eten gingen we terug naar de hut voor nóg een biertje. Helaas was dat 5 uur opstaan van zodanig verstrekkende invloed dat na dat ene biertje iedereen echt op was en wou slapen. Wat we toen ook maar deden.

De puinwaaier

Roelof toont zijn versatiliteit



Ruïne nabij de berghut

Bier!

Ons sfeervolle veldje

Vijf uur op was onzin, omdat het dan echt nog donker was, dus het regime werd verslapt to half zes. Deze dag zouden we de Canigou op, en hoe vroeger we er zouden zijn hoe beter. Door een van vriendelijke honden vergezelde schaapskudde gingen we die kant op. Over mooie paadjes, maar wel heet, en ik had last van een flinke blaar. De samenhang ging wat verloren, doordat de voorhoede zo hard doorspeerde dat de achterhoede soms moeite had met achterhalen waar deze heen was, en ook neigde tot het zelf maar nemen van pauzes omdat de voorhoede dat maar niet deed. Zo waren we flink stuk toen we bij de gîte aankwamen die we als lunchplek op het oog hadden. Marijns vermetele plan was om na de lunch *hop* de Canigou op te stekkeren. Helaas was vrijwel niemand meer in staat tot iets dat met *hop* beschreven kan worden. En Henco had inmiddels enigszins de pest in over het idee die berg op te moeten.

We namen eerst maar een drankje, en aten wat. Hetwelk ietwat bemoeilijkt werd door de aanwezige ezels, die een Jitske-achtige voorliefde voor hartkeks met chocopasta aan de dag legden. Na het eten namen we de opties door. We konden door de Canigou op, of eromheen, of daar blijven en de dag erna de berg op. Er werd ook nog wat gesuggereerd met sommigen de berg over, en anderen eromheen, maar daar wilde Marijn niets van weten. Er werd gestemd, en de uitslag was: eten in de gîte, kamperen op de bergkam nabij de gîte, en dan de dag erna de berg op.

Roelof is niet wraakzuchtig jegens ezels die hem zijn hartkek met chocopasta misgunnen. De beesten bleken dorstig...

Jeroen ging vast een kampeerplekje scouten en zijn tent opzetten, terwijl wij bier dronken, douchten of siesta hielden. Het eten werd geserveerd om half acht. Henco kon dat, wegens zijn 32ste verjaardag, nog consumeren met een titanium spork, die hij kado kreeg. Maar wegens het late etensuur kwam het dat we na het toetje moesten constateren dat het donker werd, waarop we als de tering betaalden, onze zut pakten en de berg op stormden. Gelukkig was het een duidelijk pad, want het was stikdonker toen we aankwamen. Moe zocht ik een plekje om mijn slaapzak neer te leggen (met iedereens zitlap eronder, om mijn lekke matje te ondersteunen). Laat gingen we slapen. Gelukkig sliep ik goed, want we stonden weer voor zonsopgang op.

Ontbijt in ochtendschemering

Roelof bij zonsopgang

Het pad was gemarkeerd met plastic lint, en dat bleek te zijn wegens een race die die dag gelopen werd. We liepen zonder veel gedoe naar boven over het duidelijke en makkelijke pad. Boven aangekomen was het een drukte van belang. Terwijl we op de top heen en weer hopsten kwam de race daar ook aan. Lui in condoomoutfits die de rete-steile andere kant van de berg op kwamen hijgen, en zich met enkelbrekende vaart aan de andere kant weer naar beneden stortten. Ondanks dat was het wel retemooi daarboven.

Uitzicht vanaf de top. Mooi!

Drukte en raceorganisatie

De 1e renner nadert de top

Het topkruis

Henco waagde zich niet aan de top. Die vond het al pet en ruk zat zo. En wij zagen de niet malse afdaling zo es aan, en al die renners die je als logge hiker met je rugzak zo de helling uit tikt, en we waren unaniem van mening dat aan die kant naar beneden gaan geen optie was. Dus we keerden op onze schreden terug. Dat was nog een hoop gezeur, omdat je iedere zoveel meter aan de kant moest voor een suïcidale Fransoos. Bijna geen enkele nam de adem om even “attention!” te roepen. Veel nog wel voor een “merci”. We hielden ook nog even zorgzaam halt bij een kerel met kramp in zijn kuit, maar die had ons niet nodig. Met horten en stoten kwamen we zo terug bij de kampeerplaats. Alwaar ik mijn onvrede over de gang van zaken maar es in de groep gooide. Zo hadden we onze rugzakken helemaal naar een bergtop gezeuld, alleen om ze daarna weer terug te zeulen naar het beginpunt, allemaal met een ongelukkige Henco in ons midden, en op die manier ook nog onze reserves voor de rest van de dag uitputtend. Op die manier waren we de uitputtingsslag die het toch al was naar nodeloze hoogten aan het tillen. Wat was er nou zo erg geweest aan Henco achterlaten bij de rugzakken, en even licht belast op en neer te hupsen?

De terugweg: nietige mensjes op een puinhelling

Maffe renners

Het werd de heftigste discussie die in in de lange geschiedenis van Beunhaas had meegemaakt. Het was niet leuk, maar wel noodzakelijk. Gelukkig waren we het eens dat dit suboptimaal was, en dat het anders moest. Iets zonder Henco met al dan niet ingebeelde groepsdruk, of Beundruk, of wat dan ook, allerlei bergen op jagen waar hij niet op wou. En daarmee meteen wat energie besparend.

Na die discussie vatten we de verdere tocht aan. We moesten nu om de Canigou heen, en het was nog ver. Gelukkig waren we vrij snel de race kwijt. We liepen verder, door best mooi landschap, maar weer in de brandende hitte. En tegen de tijd dat we schaduw hadden waren mijn voeten wel bijna op. Uit pijnminimaliseringsoverwegingen speerde ik op een gegeven moment maar op topsnelheid over het pad, waar we flink verspreid waren geraakt. Ik vond Marijn toch terug, die nog 1,5 á 2 uur lopen voorspiegelde. Ik meende dat nog wel te kunnen.

Toegegeven: het was wél mooi.

Zo liepen we verder. Ik raakte nog aan de praat met een toevallige Duitser die dezelfde kant op ging. Maar veel had hij niet te melden, dus ik liet hem ergens gaan. En sleepte me met de moed der wanhoop met Jeroen en Nienke verder. De anderhalf á twee uur bleken er drie te worden. Kreunend van de pijn kwam ik toch nog aan bij de hut. Het oorspronkelijke plan was zelfs om daar nog voorbij te lopen. Maar dus mooi niet! Ik nam een bad in de beek, en daarop gingen we koken. We hadden wijn bij het eten, nog ter ere van Henco’s verjaardag. Al was het inmiddels alweer Roelofs verjaardag. Hij kreeg een hele mooie verjaardagshoed en hike-eetstokjes.

De kaarsjes van Roelofs verjaardagshoed komen nog net boven de tent uit

Tegen het eind van het diner praatten we nog wat nabij kamperende Belgen bij, die de dag erna de Canigou op wilden. En dat was het laatste wat we deden, want de nacht viel al, en we waren allemaal doodmoe. De afwas lieten we maar liggen tot morgen. En we besloten maar wat later op te staan. Anders zouden we allemaal volkomen wrakken zijn de volgende dag.

Die dag ging zoals we inmiddels al bijna gewend waren. Bloedheet, en met Marijn verdwijnend over de horizon, en wij er met ons achten samen achteraan. Toen er een bron in de buurt moest zijn werd het nog even verwarrend. Marijn dook in de verte op, brulde iets nondescripts en gesticuleerde iets ambigus. We gingen zelf maar op zoek naar het water. Deze keer uit niet helemaal betrouwbare bron, dus we konden de Hadex waterzuiveraar en de chloor-neutralisator es uitproberen. Niet eens zo slecht.

Mooi leeg landschap.

Leeg, maar toch met allerlei beesten. Mooie paarden.

En de lucht vol gieren...

Bij de lunch ging het zowaar regenen. Maar dat hield niet aan. We liepen verder, terwijl het weer eindelijk es niet zo tiefend heet was. En het landschap werd zowaar erg mooi. Mooi genoeg om niet al te sneu bij Troms af te steken. Het pad was wel erg goed, iets wat Marijn zorgen baarde, na al ons geklaag over grindwegen. Hij stelde voor een doorsteek te maken. Helaas betekent dat wel dat je langzaam vooruit komt, wat weer betekent dat je extra lang op je pijnlijke voeten moet rondstampen. En na een 13-urige loopdag als die ervoor is dat geen pretje. Wederom kwam ik kreunend van de pijn op de kampeerplek aan. Me afvragend waar ik godgloeiende godverdomme eigenlijk mee bezig was. Ik stak mijn voeten in de beek ter verdoving, en ging in het gras liggen. Waar het me allemaal even te veel werd.

Meteen kwam Maaike me gedroogd fruit aanbieden. Lief, maar fruit is niet een sterk genoeg paardemiddel in zo’n situatie. Gelukkig was Roelof bereid met een warme knuffel mijn tranen weer weg te jagen. En er was whisky. Zelfs Nienke, die inmiddels ook vreselijk kreupel liep, viel er woest op aan. Het ging ook nog eens flink regenen, hagelen en onweren. En de pijn in mijn voeten ging maar niet weg.


Ik had het helemaal gehad met pijn. De kaartlezers hadden me al verteld dat we de dag erna na ongeveer een half uur bij een grindweg zouden komen. Ik was vast voornemens om daar aan de kant van de weg te gaan zitten en niet op te staan tot een auto me zou komen halen. Maar ’s ochtends namen de andere hikers al mijn bagage over, en bij de weg aangekomen besloot ik het toch te proberen. Mijn trots had een flinke knauw van het rugzakloos lopen – ik was ik geen 15 jaar zo fit geweest! En mijn voeten waren niet slechter dan anders! En ik had prima schoenen! En dan nog je rugzak weg moeten geven. Wat een ellende. Maar zo kon ik wel mee. Ik was er voor het gezelschap. Als ik dat zo kon houden moest het maar.


Zelfs van een flinke afstand valt op dat ik me niet helemaal senang voel...

Feeërieke afdaling langs de beek

Om het allemaal nog erger te maken liep het pad ook nog langs een bijenhouderij. Eén van de bijen vond het nodig Jitske in haar nek te steken. En later werd het weer bloedheet. Gelukkig was het pad gepavoiseerd met talrijke ruïneuze boerderijen. En het dorp naderde. Daarvandaan zouden we met OV proberen naar de gîte te komen waar we een rustdag zouden hebben.

Roelof trekt kundig de angel uit Jitskes nek

Decoratieve getuigen van een bloeiender verleden

Bij het naderen van het dorp troffen we zomaar een aan de kant van het pad zittende Marijn aan, die klaagde over zere voeten. De sfeer was al zodanig gekelderd dat, voor zover ik kon nagaan, er werkelijk hélemaal niémand was die medelijden met hem had. We liepen door naar het dorp, waar Jeroen en Roelof meteen een restaurantje scoutten. Toen Marijn als laatste arriveerde gingen we erheen. En gingen in de koele, met poesbeesten opgeleukte gelagkamer zitten, en koel bier drinken en heerlijk eten eten.


Op naar de kroeg!

Na het eten begon de kermistocht naar de gîte. Een taxi kon niet snel komen, en het was maar de vraag of die ons op tijd bij het station af kon zetten. Maar toen hij verscheen bleek het de schoolbus te zijn, die dus niet meerdere ritten hoefde te maken om ons op het station af te zetten. Op het station bleek dat de trein al vol zat. Marijn zag kans een bus te vinden die ons ook kon brengen, en zelfs te treinkaartjes terug te brengen. De buschauffeuse gaf ons halverwege over in de enthousiaste handen van een andere chauffeur van een busje. Die zou wat dames ergens heen brengen, en ons dan helemaal naar de gîte brengen. Dat lukte net op tijd om ons nog te laten aanschuiven voor het avondmaal. Wat heerlijk was! Na het eten verdeelden we de kamers, en niet veel later lagen we in bed.


Het Presbyteriaans gîte

De gîte zelf kon de stellen herbergen, en de rest werd verwezen naar het belendende pand, een Presbyteriaans gîte. Heel knus en rustiek allemaal. En echte bedden. En een bad. Een goede plaats om tot rust te komen. Precies wat ik nodig had.

2 comments:

Anonymous said...

Wat een helletocht hebben we eigenlijk gemaakt als ik dit zo terug lees. ;-)

Het nieuwe genieten...

Margot said...

Hebben we dat niet dan? Pijn, pijn, pijn, vrees'lijk veel pijn...